Sint Maarten Feestdag

Wij beginnen het feestelijk jaar in Groot-Nederland met Sint Maartensdag (11 november), gewijd aan de verering van den groten volksheilige, Martinus, bisschop van Tours. Den apostel van Gallië, den groten heilige der Franken, is ook in Nederland en België een ongemeen hoge verering te beurt gevallen; in Duitsland viert men hem vooral in Frankenland, en in het naburige Zwaben en Westfalen. In België zijn honderden kerken hem toegewijd; in Nederland vereerde men hem als patroon te Utrecht, Groningen, Middelburg, Sneek, Arnhem, Tiel, Bolsward, Venlo, Weert, Wijk-Maastricht, Dokkum, Bovenkarspel enz. enz. De dorpen St. Maarten, St. Maartensdijk, Maartenshoek voeren zijn naam. Vooral het bisdom, de stad en de burgerij van Utrecht stonden onder zijn bescherming. Te Utrecht stond zijn beeltenis op de torenspits zijner kerk, aan de hoeken der straten, in het voorportaal der kapittelzaal. Het prijkte op het oude wapen der stad en op de bisschoppelijke banieren. Vandaar dan ook, dat de burgers van Utrecht eeuwen lang den naam droegen van Sint Maartens-mannen, evenals die van Egmond Sint Alberts-mannen en de Leuvenaren Sint Pieters-mannen genoemd werden. Vielen de Hollanders de Stichtenaren aan onder het krijgsgeroep “Holland! Holland!”, deze beantwoordden het met “Sint Martijn, Sint Martijn!” Zie o.a. Schotel, Tilburgse Avondstonden, bl. 36 vlg.

Ook kreeg de gehele periode van Sint Maarten tot Kerstmis—Adventstijd in den ruimste zin—den naam van Sint Maartensvasten. De H. Perpetuus, bisschop van Tours, die in de Ve eeuw leefde, bepaalde namelijk, dat van af 11 november tot Kerstmis driemaal per week moest gevast worden; naar men weet, dagtekent dit 3 maal vasten per week (woensdag, vrijdag en zaterdag) reeds [104]uit het einde der IIe eeuw. Naderhand werd deze bepaling over heel Frankrijk uitgebreid.

Intussen, hoe groot de verering van den H. Martinus ook in onze landen mag geweest zijn, zij verklaart kwalijk een aantal feestgebruiken als: het Sint-Maartensvuur, de Sint-Maartensdronk, -gans, -gaard enz.

Vooreerst dan het Sint-Maartensvuur. De meeste feestvuren zijn niet van christelijke, maar van heidense oorsprong. Naderhand heeft men de Sint-Maartensvuren aldus verklaard, dat zij oorspronkelijk uit vreugde over den val van het heidendom zouden ontstoken zijn. Dit is echter een van de vele verklaringen, die de feiten zoekt aan te passen aan vooropgestelde theorieën. In waarheid hangen de feestvuren samen met de Oudgermaanse noodvuren, Oudsaksisch nôdfiur, waarin nôd– verwant is met het Oudhoogduitse werkwoord nûan “stukwrijven”. Immers het werd ontstoken, doordat men een stuk hout in de opening van een ander of van een wagenrad stak en zoolang draaide, tot het hout vuur vatte. Het voedsel voor het nieuwe vuur, hout en stro, moest door alle leden der gemeente worden meegebracht. Brandde het vuur, dan moesten mensen en vee daar driemaal doorheen lopen. Na afloop nam ieder een verkoold stuk hout mee naar huis: het was een voorbehoedmiddel tegen besmettelijke ziekte onder mensen en vee.

Merkwaardig is hetgeen Sebast Frank in zijne Wahrhaftige Beschreibunge aller Teile der Welt (1567) over een dezer vuren meedeelt: “Zu Mitterfasten flechten sie ein alt Wagenrad voller Stroh, tragens auf einen hohen, jähen Berg, haben darauf den ganzen Tag einen guten Mut, mit vielerlei Kurzweil, singen, springen, dantzen, Geradigkeit und anderer Abenteuer, umb die Vesperzeit zünden sie das Rad an, und lassens mit vollem Lauff ins Thal lauffen, das gleich anzusehen ist, als ob die Sonne vom Himmel liefe”. Dit noodvuur had het karakter van een zoenoffer aan de hogere machten, het was een reiniging (en dus vruchtbaarheid-) vuur, dan ook een offervuur aan de verpersoonlijkte vegetatie en vruchtbaarheidsgoden, wellicht vooral aan Wôdan als zonnegod, wiens symbool het rad, het zonnerad was; vandaar, dat de Indiculus superstitionum et paganiarum, een opsomming van capitularia uit de VIIe eeuw, waarschuwt tegen het heidens gebruik van vuur door het wrijven van hout: De igno fricato de ligno, id est nôd-fyr. Oorspronkelijk stonden deze vuren met geen bepaalden tijd van het jaar in verband en werden ontstoken, telkens als men de godheid iets te vragen had of ook haar dank wilde brengen. Maar mettertijd hebben zij zich bij de hoofdofferfeesten gevoegd, en zoo krijgen wij dan onze Sint-Maartensvuren, Kerst- en Nieuwjaarsvuren, Vastenavond- en Paaschvuren, en St. Jans of Pinkstervuren, die vrij wel met de vier genoemde grote offertijden der Germanen samenvallen. Als criteria van den heidense oorsprong der nog bestaande vuren kan men met Grimm, Deutsche Mythologie I, bl. 35 aannemen: “das reiben der heiligen Flamme, laufen durch die brände, werfen von blumen in das feuer, backen und austheilen grosser brote oder kuchen, und der reihentanz.” Voegen wij hierbij het rondlopen met fakkels door de velden.

Talrijk zijn de dorpen, vooral in het Zuiden van ons land, waar de Sint-Maartensvuren nog opflikkeren; ook springt men nog over het vuur heen. Daarentegen is het fakkelen veelal verdwenen, —in België bestaat het nog plaatselijk, bv. te Hombeek, Hoeleden, enz., en ook in Hollandsen Limburg en Brabant, vgl. Limburgʼs Jaarboek I, bl. 72: “Op Sint Maartensavond kan men door geheel Limburg en Brabant op de heuvelen langs de Maas de Sint Maartensvuren in flikkerende vlam met rossen gloed zien opgaan…. Terwijl de stapel brandt, zwerven de knapen met ontstoken fakkels door de velden.” Te Obbicht, Papenhoven enz. noemt men dit flakkeren. De toortsen zijn slechts in rudimentaire vorm overgebleven in de kaarsjes of gekleurde lampions of uitgeholde en tot lantaarns vervormde rapen en pompoenen (pronk- of bronkappelen), waarmee thans de dorps- en veelal ook nog de stadsjeugd langs de huizen trekt. Te Brugge en rond Maaseik lopen de kinderen met eindjes touw, bestreken met teer. De vuren vervangt men in de steden, bv. te Venlo, door kaarsjes. Op Sint-Maartensavond vormen ouden en jongen een kring; dan wordt lustig in de rondte gedanst en de kinderen springen herhaaldelijk over het vlammetje. Dit kinderlijk gebruik verbindt dus ons folklore niet alleen met den grijzen voortijd, maar ook met de volksgebruiken der verre Donaulanden, van Meissen en Thüringen, waar men althans bij de Sint-Jansvuren nog over den gloed heenspringt.

Bij den rondedans zingt men te Venlo het bekende:

Sintermertes veugelke

Hêt ein roeëd keugelke

En ein blauw stertje

Hoepsa Sintermerte!

Appingedam:

Sunte Meertens vogeltje

Met ziên kip kap kogeltje

Met ziên rooie rokje,

Met ziên vleddern stokje.

Ter vergelijking diene nog het door Halbertsma meegedeelde:

Sunte Maartens veugeltje

Zat al op een heuveltje

Met zijn rood rokje;

en verder het rijmpje, dat men hoort in de Altmark:

Märtiin Märtiins Vaegelken

Mett siin verguit Snaevelken!

Geft us watt un lat us gan,

Datt wii hüüt noch wiier kamʼn.

In het leven van den heilige komt geen vogel voor, en toch ontmoet men den Martinusvogel reeds in de gedichten der Middeleeuwen. Ook in Frankrijk kent men den “oiseau St. Martin” en in Spanje den “pajaro St. Martin.”

Over dezen Sint-Maartensvogel is heel wat geschreven, zie bv. Dr. Knappert, Wödan-St. Maarten in den Gron. Volksalmanak 1899, bl. 102; Dr. Knippenberg, Sintermertesveugelke, in Limburgʼs Jaarboek 1911, bl. 75 enz. Persoonlijk heb ik deze kwestie onderzocht in mijn opstel, getiteld: Overblijfselen van den Wôdan-kultus in Limburg, in Limburgʼs Jaarboek 1898, bl. 34 vlg. Mij dunkt thans, dat men de zaak als uitgemaakt kan beschouwen. De handschriften, die “Sant Martisvogel, Mertissvogelin” geven, wekken het gegronde vermoeden, dat Martini avis uit Martis avis ontstaan is; in alle geval is de specht bedoeld, de bonte specht (picus maior), met zijn donkere, staalblauwe staartveêren en donkerrode nek. Het woord “keugelke” is immers het Middelnederlandse cogele “halskraag, mantelkap”, men denke aan de zegswijze: “kat en kogel verliezen”, ontstaan uit “kap en kogel verliezen”, elders “kap en keuvel”; vergel. ten overvloede het Veendamsche en Delfzijlsche rijmpje:

Kip, kap, kogel,

Sint Maartinsvogel.

Zo ook het Duinkerkse:

Sinte-Martens veugeltje

Kwam met zijn roo kapeugeltje

Gestoven

Gevlogen

Al over den Rijn,

Waar dat vette verkens zijn!

Goede vrouwe, geeft ons wat,

Alle hennen leggen wat!—

Ik keer nu terug tot den ronddans in de binnenkamer. Als tweede couplet zingt men een lied, dat aanvankelijk bij het inzamelen van hout enz. aan de huizen gezongen werd, en thans nog gezongen wordt daar, waar deze inzameling door de jeugd in typische lichtstoet nog gehouden wordt. Tot goed begrip dezer strofe dient men zich de legende van den H. Martinus te herinneren. Het was in den strengen winter van het jaar 332, toen Martinus, nog krijgsman en katechumeen, een naakten en van koude schier verkleumden bedelaar ontmoette bij een der poorten van Amiens. Terstond trekt hij zijn zwaard en deelt zijn krijgsmantel in tweeën, geeft de ene helft aan den arme, die in Christusʼ naam een aalmoes vraagt, en bedekt zich zelf zoo goed mogelijk met de ander. Vandaar in het lied de uitdrukking “met zijn blote armen”. De zelfde nacht zag hij in zijn slaap den Zaligmaker, met het deel van den mantel, dat hij den bedelaar gegeven had, bedekt, zeggende: “Martinus, hoewel nog katechumeen (niet gedoopt), heeft mij met dit kleed gedekt.” De bedelaar heet in het lied “Sinterkrukken”.

Vooraf nog een algemene opmerking over volksrijmpjes, of volkspoëzie, zoo men wil. Een groot deel dezer gelegenheidsrijmpjes, die van mond tot mond gaan, is verdorven en onverstaanbaar geworden. De volksfantasie varieert op alle mogelijke wijze, verbastert, neemt allerlei bestanddelen en restantjes van andere, vreemde liedjes op, enz. Maar bij de reconstructie moet men uiterst voorzichtig zijn en vooral niet te veel logica verwachten. Niet slechts het ene idee, maar ook het ene rijm, de ene klank roept den anderen op, vooral in de zogenaamde kettingrijmpjes, en zoo wijkt men soms mijlen ver van het hoofdthema af. Ik geef hier enkel de stroofjes, die m.i. de meest voorkomende en de minst verhaspelde zijn, en zooveel mogelijk ontdaan van hun dialectisme, voor zoover zij een algemeen karakter dragen. Voor de volledige Vlaamse liedjes zie De Cock-Teirlinck, Kinderspel en Kinderlust VII, bl. 110 vlg.; voor Noord-Nederland vooral ook Driem. Bladen III, bl. 64; IV, bl. 113; VII, bl. 80.

Vandaag is ʼt Sinter Marten

En morgen Sinter Krukken,

Wij komen uit goeder harte

En hadden zoo gaarn een stuksken:

Een houtjen of een turfjen

In Sinter Martens kurfjen,

En wij zullen van hier niet gaan,

Of wij hebben wat opgedaan.

Sinter Marten is zoo koud,

Geef ʼm een turfjen of een hout,

Om zich bij te warmen

Met zijn blote armen.

Geef wat, houd wat,

Tegen ʼt jaar al weer wat.

Of wel:

Geef vuur, geef vuur,

Sinter Marten is zoo duur.

In de volkspoëzie vinden we ook metrische eigenaardigheden, en behalve sporen van stafrijm, allerlei verouderde rhythmische vormen. Het hier volgende rijmpje herinnert aan het oude metrum, dat geregeld werd door het aantal heffingen in ieder vers, en niet door het aantal lettergrepen; zie hierover G. J. Boekenoogen, Onze Rijmen (Leiden 1893), bl. 32.

Híer wóont een ríjk mán,

Díe véel géven kán.

Véel wíl hij gévén,

Láng zál hij lévén,

Zálig zál hij stérvén,

Den hémel zál hij érvén;

Gód zál hem lóonén

Met hónderddúizend krónén,

Met hónderddúizend rókjes an,

Dáar komt Sínter Márten áan.

Of wel:

Met hónderd dúizend líchtjes áan,

Dáar komt Sínt Martínus weer áan.

Te Venlo volgt na den vierden regel ook wel:

Honderd joar en einen daag

Zit det mêdje op die bank,

Loat det mêdje valle,

Tröl, tröl

Loat det mèdje valle (?).

Ruim verspreid is verder:

Sint Martinus bisschop,

Roem van onze landen,

Dat wij hier met lichtjes lopen

Is voor ons geen schande.

————————-

Martijn,

Turf in den murf [mond] in den maneschijn.

Gooi in den most,

Gooi in den wijn,

Hier woont Sinte Martijn.

Martijn had een schaartje, dat wou niet knippen,

Martijn had een mesje, dat wou niet snijden,

Martijn had een touwtje, dat wou niet knoopen,

Geef me een korfje of een houtje en laat me lopen.

Alkmaar, Hoorn:

Dʼr is brand al in de lantaren,

En de vonken, die vliegen dʼr uit,

De meisjes lopen om garen

En de jongens om beschuit.

—————————

Sinte, Sinte Marten,

De kalveren dragen starten,

De koeien dragen horens,

De kerken dragen torens,

De torens dragen klokken,

De meisjes dragen rokken,

De jongens dragen broeken,

De wijven schorteldoeken.

West-Vlaanderen:

Sinte Martens avond,

De torre [lantaarn] gaat mee naar Gent,

En als mijn moeder wafels bakt,

Dan ben ik daar geern omtrent.

Stook vier, maak vier,

Sinte Maarten komt hier,

We zetten hem in een hoekje,

We geven hem daar een koekje,

En we zetten hem onder de tafele,

En we geven hem daar een wafele.

Land van Waas:

De jongens van de dorpen,

Die waren hier al bijeen,

Het geldeken, dat wij ʼs jaren haên,

Dat is hier al verteerd.

Wij zullen gaan leeren hout rapen,

Turf rapen,

Al op Sint Jans manieren!

Vrolijk zullen wij vieren,

Gelijk wij ʼs jaren plachten.

Een stuk van zijnen mantel

Al met zijn billekens bloot!

En wilde gij dat niet geven,

Dan zijde gij een groote jood!

Een houtje of een turf ken

In Sinte Maartens kurfken.

Krijgt men niets, dan wordt gezongen:

Hier hangt een baksken met zemelen uit,

En daar vliegt de gierige duivel uit.

Of wel:

Een bosje met zwavel,

Een bosje met kruit,

Hier hangt de gierige duivel uit.

Reeds in de XIIIe eeuw wordt de Sint-Maartensdag Scuddecorfsdag genoemd; niet zoozeer, omdat dan de broodkorf geschud werd, d.i. een algemeene uitdeeling onder de armen plaats had1 maar een korf met appelen, kastanjes, noten, mispelen enz. werd boven het vuur aanhoudend geschud, zoodat de inhoud naar alle kanten vloog en door de grabbelende jeugd werd opgeraapt. De korf zelf verbrandde langzaam onder het schudden; vanwaar in Duitsland het rijmpje:

O Marten, Marten,

Der Korb muss verbrennet sein;

Das Geld aus den Taschen,

Der Wein in die Flaschen,

Die Gans vom Spiess,

Da sauf und friss,

Wer sich vollsaufen kann,

Wird ein rechter Martensmann.—

In den Gelderschen Volksalmanak van 1837 leest men, hoe het Schuddekorfsfeest binnenshuis werd gevierd. Aan den zolder werden papieren builen opgehangen met rozijnen, amandelen, kastanjes enz. Aan deze builen bevestigde men een langen papieren slinger. De slinger wordt aangestoken, de vlam komt nader en nader, het laatste vonkje deelt zich mee aan ʼn kleine hoeveelheid buskruit, die ontvlamt,—en de buil scheurt aan stukken. Nu regent het lekkernijen, en de grabbelende jeugd stoeit en strijdt, wie het meest mag oprapen.

Veel meer karakteristiek is het uitdeelen van versnaperingen aan de kinderen in de zuidelijke provinciën. De avond vóor Sint Maarten is de echte strooiavond; en de kinderen, ronddansend om het kaarsje en “Sinter Mertes veugelke” zingend, zien verlangend naar den schoorsteen, want Sint Maarten rijdt, d.i. werpt zijn gaven door den schoorsteen. Sint Maarten is de kindervriend en treedt herhaaldelijk voor Sinter Klaas in de plaats. Te Herdersem, te Aalst, te Sint Nikolaas zetten de kinderen hun schoen op Sint Maartensavond. Men legt voor het paard van den heilige, die ʼs nachts rondrijdt, hooi en wortelen in den schoen; te Ieperen hangen de kinderen op den vooravond hun met hooi gevulde kous in het huis hunner ouders of grootouders op, in de hoop deze ʼs morgens met geschenken gevuld te vinden. Te Antwerpen is het strooiavond, evenals te Venlo en in de Kempen; in bisschoppelijk ornaat verschijnt de heilige in de kinderkamer en beloont of tuchtigt naar verdienste.

Immers, wij staan aan het begin van het Joeltijdperk, eertijds gewijd aan Wôdan, als god der vruchtbaarheid, maar ook aan de schimmen der afgestorvenen, het tijdperk der vruchtbaarheid en der bevruchting, gedurende hetwelk genoten en gegeven wordt, en nieuwe gaven worden verhoopt van de aarde, sluimerend en welhaast zich dekkend met het mollige, blanke dekkleed van sneeuw. Onmiskenbaar heeft het Oudgermaansche Midwinterfeest een groten invloed op onze hedendaagsche gebruiken uitgeoefend. Men toonde zich dankbaar voor het genotene, men bracht het eerste winteroffer, maar genoot ook van de offergaven en vierde feest met uitgelaten vroolijkheid. Martinidag was de eerste smuldag bij de intrede van den winter. De oogst is nu binnen gehaald, ten volle kan men genieten van de rust na den arbeid en van den oogstzegen,—en de eerste groote slachttijd is daar. Zoo vindt men in dit Joeltijdperk dan ook de meeste smuldagen en de meest verscheiden gebaksvormen; zoo worden dan in deze periode de kinderen op allerlei snuisterijen onthaald, voorgesteld als hemelgaven, door de godheid verleend,—naderhand nemen Sint Maarten, Sinterklaas, het Kerstkind, de Driekoningen enz. de plaats der chthonische godheden in: ekonomische en religieuze motieven gaan hier hand in hand. Sint Maarten rijdt deze gaven, evenals Sinterklaas en de Engelen op Palmzondag; rijden is gelijkwaardig met “geschenken geven”, door welke synonimie het verband tusschen “wind” (rijden door de lucht) en “vruchtbaarheid” in een helder daglicht treedt. “Veel wind, veel ooft”, zegt een spreekwoord. In Limburg kent men zelfs [114]Sint Maarten in de funktie van den Wilden Jager (vgl. bl. 71), als aanvoerder van het geestenheir, begeleid door zijn knecht.

Aldus verklaart men ook de eigenaardige koeken, met Sint Maarten gebakken en Sint Maartenshoorntjes genoemd. Ook in het Freudental (Oostenr. Silezië) mogen de Martinshörndl niet ontbreken. Hiermee hangt samen het varkensslachten, dat op Sint Maarten gebruikelijk is, zoodat men in Duitsland schertsend van Speckmärten spreekt. Vooral de kleine man slacht dan het zorgzaam gemeste dier:

Op Sint Martijn

Slacht de arme het zwijn.

Te Hoogstade (België) zingt men:

Sinte Maarten,

Koeken en taarten,

Brood en wijn,

Al voor Sinte Maartens zwijn!

Niet minder past bij de opening van dit tijdperk de Sint Maartensgans. Zij is om dezen tijd het vetst en wordt dus als bijzondere lekkernij genoten; vroeger werd zij over het algemeen meer gegeten dan thans, ik herinner slechts aan de markten, die nog haar naam dragen. Het gebruik der Sint Maartensgans is heinde en ver verbreid en houdt met geen enkel goed vaststaand feit uit het leven van den heilige verband. Men denke er toch aan, dat het volk niet met getaldatums, maar met heiligendagen rekende, zoodat men tegen Sint Maarten (d.i. 11 Nov.) de gans slachtte, tegen Sint Andries (d.i. 30 Nov.) de pacht betaalde, tegen Sint Margriet (d.i. 10 Juni) omslag in het weer verwachtte enz., enz.—Slechts in Engeland is de gans de oudvaderlijke schotel op Sint Michaëlis (29 Sept.), n.l. de Michaelmass-goose, terwijl den 11en November het Martinmass-beef, gerookt vleesch, op tafel prijkt. Ook in Friesland is het eten van ganzen meer omstreeks Sinterklaas en Kerstmis gebruikelijk.[115]

Reeds sinds eeuwen werd de heilige met een gans afgebeeld; op Noorsche runenkalenders vindt men 11 Nov. door een gans aangeduid, evenals op Tirolsche boerenkalenders. Luidens de legende zouden de ganzen den heilige door hun gesnater bij het preeken gestoord hebben, waarom hij ze slachten en oppeuzelen liet! Anderen berichten, dat de ganzen zijn schuilplaats verrieden, toen hij zich had verborgen, ten einde zich aan de bisschoppelijke waardigheid te onttrekken. Op het dak der Sint Maartenskerk teWorms (XIIe eeuw) is mede een gans geplaatst.

In Gelderland, Overijssel enz. werd de gans 4 weken te voren gekocht en dan gemest; befaamd waren de ganzenmarkten te Deventer en Zwolle. Sommigen pilden de beestjes, d.i. duwden hun meel-ballen tot barstens toe in den gorgel. Te Deventer werd zelfs door de schooljeugd aan “Meester” een malsche gans ten geschenke gegeven; deze gaf dan vakantie. Hier en ook nog in enkele andere plaatsen van Noord-Nederland bleef na de Reformatie de “papistische grouwel” van het gans-eten voortbestaan.—Een deftig Deventersch hooggeleerde uit de XVIIe eeuw, Martinus Schoockiius verhaalt, hoe de hoogstgewichtige vraag behandeld werd, of het geoorloofd was, op Sint Maarten een gans te eten, en meer bepaaldelijk, of men een Sint Maartensgans mocht opdisschen aan de Deventersche studenten in de heilige godgeleerdheid, die gezamenlijk het middagmaal gebruikten. De hooggeleerde is vrijzinnig genoeg, er geen bezwaar in te zien; zie Eelcoo Verwijs, Nutsalmanak. 1868, bl. 151 vlg.

Eigenlijk behoort de St. Maartensgans thuis in de Saksische gewesten van ons land. Ik ben de meening toegedaan, dat men de gans kan beschouwen als een Saksisch stamdier, waarop m.i. ook het liedje uit Westerwolde wijst:

Er kwam een gans uit Sassen,

Uit Sassen kwam die gans,

Hij was zoo wel gewassen,

Gewassen was die gans.—

Voor een groot deel van ekonomischen aard is ook de Sint-Maartensdronk. In de volksrijmpjes heet het:

Sint Martijn, Sint Martijn,

Tʼ avond most en morgen wijn.

Men dronk nieuwen most en nieuwen wijn, want het feest valt omstreeks den tijd, dat de nieuwe wijnen worden gekelderd: het valt samen met het einde van den wijnoogst. Van oudsher werden b.v. te Dordrecht, de stapelstad, de Fransche wijnen gekelderd op Sint Maarten. Zoo komt het, dat in sommige Fransche kalenders een beker het attribuut van Sint Maarten is, en dat hij in Frankrijk veelal als de patroon der wijnbouwers en hotelhouders geldt.—Uiteraard ontaardde dan ook het Sint Maartensfeest niet zelden in een zwelgpartij, zooals dit b.v. op de bekende schilderij van den Boeren-Breughel in het Museum van Antwerpen is voorgesteld.

De historische Martini-dronk, die den naam van Sint Maartens minne draagt, is oorspronkelijk een heidensche offerdronk. Hierover spreek ik nader bij het behandelen der Sint-Jansminne.

Eindelijk, Sint Maarten evenals Sinterklaas en andere persoonlijkheden, die geschenken uitdeelen, is gewapend met een roede of gaarde. Deze staat met het vruchtbaarheidsbegrip in verband, en elk begrip van tuchtroede is haar aanvankelijk vreemd. Het is een oud Indogermaansch volksgeloof, dat het treffen van dier of plant met een roede, onder zekere plechtigheden, dat dier of die plant vruchtbaar maakt. Mannhardt vooral heeft over dit onderwerp in zijn Baumkultus onder den titel van: “Der Schlag mit der Lebensrute” een meesterlijk gedachte en keurig uitgewerkte verhandeling geleverd. Den 10en November wordt de Martinsgerte door den Beierschen herder aan zijn meester ter hand gesteld: achter krib of staldeur gestoken, beschut zij gedurende den winter het vee tegen alle onheil, en in de lente drijft men er de koeien mee naar de weide. Hierbij bedient men zich te Etzendorf (Beieren) van de volgende spreuk:

Kommt der heilig St. Märten

Mit seiner Gerten;

Soviel Krawitbeeren,

Soviel Ochsen und Stiere!

Soviel Zweige, soviel Fuder Heu!

Steekt sie hinter den Kühbarn,

So wird aufʼs Jahr keine Kuh verloren,

Und steckt sie hinter der Stalltür,

Treibt sie aufʼs Jahr mit Freuden herfür.

Bij de kerstgebruiken kom ik op dit onderwerp terug. Laat ik nog slechts aanstippen, dat ook het slaan met riemen, hetwelk de Luperci zich te Rome op het feest der Lupercalia veroorloofden, slechts in schijn een tuchtiging was. Zelfs versperden de vrouwen, volgens Juvenalis, den Lupercis den weg, om zich in de vlakke hand te doen treffen: Nec prodest agili palmas praebere luperco: “En het baat niet den vluggen Lupercus de vlakke hand te bieden” (Sat. II, 14).

+++

De tekst over Sint Maarten is overgenomen uit een: Nederlandsche Volkskunde, Jos. Schrijnen zpoals gepubliceerd door Project Gutenberg™, onder de volgende voorwaarden:

START: FULL LICENSE

PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK

To protect the Project Gutenberg™ mission of promoting the free distribution of electronic works, by using or distributing this work (or any other work associated in any way with the phrase “Project Gutenberg”), you agree to comply with all the terms of the Full Project Gutenberg™ License available with this file or online at www.gutenberg.org/license.

Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg™ electronic works

1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg™ electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to and accept all the terms of this license and intellectual property (trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy all copies of Project Gutenberg™ electronic works in your possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project Gutenberg™ electronic work and you do not agree to be bound by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.

1.B. “Project Gutenberg” is a registered trademark. It may only be used on or associated in any way with an electronic work by people who agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few things that you can do with most Project Gutenberg™ electronic works even without complying with the full terms of this agreement. See paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project Gutenberg™ electronic works if you follow the terms of this agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg™ electronic works. See paragraph 1.E below.

1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation (“the Foundation” or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project Gutenberg™ electronic works. Nearly all the individual works in the collection are in the public domain in the United States. If an individual work is unprotected by copyright law in the United States and you are located in the United States, we do not claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, displaying or creating derivative works based on the work as long as all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope that you will support the Project Gutenberg™ mission of promoting free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg™ works in compliance with the terms of this agreement for keeping the Project Gutenberg™ name associated with the work. You can easily comply with the terms of this agreement by keeping this work in the same format with its attached full Project Gutenberg™ License when you share it without charge with others.

1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in a constant state of change. If you are outside the United States, check the laws of your country in addition to the terms of this agreement before downloading, copying, displaying, performing, distributing or creating derivative works based on this work or any other Project Gutenberg™ work. The Foundation makes no representations concerning the copyright status of any work in any country other than the United States.

1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:

1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate access to, the full Project Gutenberg™ License must appear prominently whenever any copy of a Project Gutenberg™ work (any work on which the phrase “Project Gutenberg” appears, or with which the phrase “Project Gutenberg” is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, copied or distributed:

This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you will have to check the laws of the country where you are located before using this eBook.

1.E.2. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not contain a notice indicating that it is posted with permission of the copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in the United States without paying any fees or charges. If you are redistributing or providing access to a work with the phrase “Project Gutenberg” associated with or appearing on the work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg™ trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.3. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is posted with the permission of the copyright holder, your use and distribution must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked to the Project Gutenberg™ License for all works posted with the permission of the copyright holder found at the beginning of this work.

1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg™ License terms from this work, or any files containing a part of this work or any other work associated with Project Gutenberg™.

1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this electronic work, or any part of this electronic work, without prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with active links or immediate access to the full terms of the Project Gutenberg™ License.

1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any word processing or hypertext form. However, if you provide access to or distribute copies of a Project Gutenberg™ work in a format other than “Plain Vanilla ASCII” or other format used in the official version posted on the official Project Gutenberg™ website (www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon request, of the work in its original “Plain Vanilla ASCII” or other form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg™ License as specified in paragraph 1.E.1.

1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, performing, copying or distributing any Project Gutenberg™ works unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing access to or distributing Project Gutenberg™ electronic works provided that:

  • • You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from the use of Project Gutenberg™ works calculated using the method you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed to the owner of the Project Gutenberg™ trademark, but he has agreed to donate royalties under this paragraph to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid within 60 days following each date on which you prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty payments should be clearly marked as such and sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in Section 4, “Information about donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation.”
  • • You provide a full refund of any money paid by a user who notifies you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he does not agree to the terms of the full Project Gutenberg™ License. You must require such a user to return or destroy all copies of the works possessed in a physical medium and discontinue all use of and all access to other copies of Project Gutenberg™ works.
  • • You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the electronic work is discovered and reported to you within 90 days of receipt of the work.
  • • You comply with all other terms of this agreement for free distribution of Project Gutenberg™ works.

1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg™ electronic work or group of works on different terms than are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of the Project Gutenberg™ trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.

1.F.

1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread works not protected by U.S. copyright law in creating the Project Gutenberg™ collection. Despite these efforts, Project Gutenberg™ electronic works, and the medium on which they may be stored, may contain “Defects,” such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by your equipment.

1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES – Except for the “Right of Replacement or Refund” described in paragraph 1.F.3, the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project Gutenberg™ trademark, and any other party distributing a Project Gutenberg™ electronic work under this agreement, disclaim all liability to you for damages, costs and expenses, including legal fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.

1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND – If you discover a defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a written explanation to the person you received the work from. If you received the work on a physical medium, you must return the medium with your written explanation. The person or entity that provided you with the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a refund. If you received the work electronically, the person or entity providing it to you may choose to give you a second opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy is also defective, you may demand a refund in writing without further opportunities to fix the problem.

1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth in paragraph 1.F.3, this work is provided to you ‘AS-IS’, WITH NO OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.

1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any provision of this agreement shall not void the remaining provisions.

1.F.6. INDEMNITY – You agree to indemnify and hold the Foundation, the trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone providing copies of Project Gutenberg™ electronic works in accordance with this agreement, and any volunteers associated with the production, promotion and distribution of Project Gutenberg™ electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, that arise directly or indirectly from any of the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg™ work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any Project Gutenberg™ work, and (c) any Defect you cause.

Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg™

Project Gutenberg™ is synonymous with the free distribution of electronic works in formats readable by the widest variety of computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from people in all walks of life.

Volunteers and financial support to provide volunteers with the assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg™’s goals and ensuring that the Project Gutenberg™ collection will remain freely available for generations to come. In 2001, the Project Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure and permanent future for Project Gutenberg™ and future generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 and the Foundation information page at www.gutenberg.org.

Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation

The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit 501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal Revenue Service. The Foundation’s EIN or federal tax identification number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by U.S. federal laws and your state’s laws.

The Foundation’s business office is located at 809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to date contact information can be found at the Foundation’s website and official page at www.gutenberg.org/contact

Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation

Project Gutenberg™ depends upon and cannot survive without widespread public support and donations to carry out its mission of increasing the number of public domain and licensed works that can be freely distributed in machine-readable form accessible by the widest array of equipment including outdated equipment. Many small donations ($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt status with the IRS.

The Foundation is committed to complying with the laws regulating charities and charitable donations in all 50 states of the United States. Compliance requirements are not uniform and it takes a considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up with these requirements. We do not solicit donations in locations where we have not received written confirmation of compliance. To SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any particular state visit www.gutenberg.org/donate.

While we cannot and do not solicit contributions from states where we have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition against accepting unsolicited donations from donors in such states who approach us with offers to donate.

International donations are gratefully accepted, but we cannot make any statements concerning tax treatment of donations received from outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.

Please check the Project Gutenberg web pages for current donation methods and addresses. Donations are accepted in a number of other ways including checks, online payments and credit card donations. To donate, please visit: www.gutenberg.org/donate.

Section 5. General Information About Project Gutenberg™ electronic works

Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg™ concept of a library of electronic works that could be freely shared with anyone. For forty years, he produced and distributed Project Gutenberg™ eBooks with only a loose network of volunteer support.

Project Gutenberg™ eBooks are often created from several printed editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper edition.

Most people start at our website which has the main PG search facility: www.gutenberg.org.

This website includes information about Project Gutenberg™, including how to make donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *