De geschiedenis van Friesland begint volgens oude kronieken in het jaar 313 v.Chr., toen Frieso, een legendarische leider uit Perzië, samen met zijn broer Saxo en een groep volgelingen naar het westen trok. Na een lange zeereis, waarbij vele schepen verloren gingen, landden zij uiteindelijk bij de Fliestroom, nabij het huidige Enkhuizen. Hier vestigden zij zich en noemden het gebied Friesland, naar Frieso.
Frieso bouwde een nederzetting genaamd Staden en later Staveren. Hij verdeelde het land in zeven zeelanden en stelde zijn zeven zonen aan als voogden. Zijn dochter Weemoed kreeg haar naam omdat haar moeder bij de geboorte stierf. Frieso introduceerde wetten, bouwde dijken en terpen, en legde de basis voor een georganiseerde samenleving. Hij stierf in het jaar 245 v.Chr. en werd in Staveren begraven.
De opvolgende prinsen van Friesland
Na Frieso volgde zijn zoon Adel hem op. Adel versterkte de wetten en introduceerde sociale gebruiken zoals drinkgelagen en het gebruik van de Friese hoorn. Hij trouwde met Swebyne, dochter van de koning der Swaaven. Zijn regeerperiode eindigde in het jaar 151 v.Chr..
Ubbe, de derde prins, stichtte Keulen aan de Rijn in het jaar 131 v.Chr.. Zijn nakomelingen vestigden zich in de Betuwe en vormden de Bataviërs. Frieso de jonge, een afstammeling van de eerste Frieso, vestigde zich in West-Friesland en bouwde de stad Vroonen.
Azinga Askon volgde in het jaar 71 v.Chr.. Hij was een strijdlustige leider die oorlog voerde met Tongeren en de Bataven. Hij versterkte Staveren en introduceerde de verering van de god Staf. In het jaar 11 n.Chr. overleed Azinga, waarna Diokarus Seegen hem opvolgde.
De Romeinse tijd en de eerste scholen
Diokarus Seegen regeerde vanaf het jaar 11 n.Chr. en stond bekend om zijn hervormingen. In het jaar 15 n.Chr. richtte hij scholen op in Staveren en Dokkum. Hij sloot een verbond met de Romeinen, maar in het jaar 29 n.Chr. kwamen de Friezen in opstand tegen de Romeinse belastingdruk. Ze versloegen de Romeinen bij het woud Baduhenne.
In het jaar 46 n.Chr. stierf Diokarus, en zijn zoon Dibbald Seegen volgde hem op. Dibbald was een oorlogszuchtige vorst die deelnam aan veldtochten in Engeland. In het jaar 69 n.Chr. trok hij met een vloot naar Denemarken om wraak te nemen op eerdere aanvallen.
Tabbe, een veldheer van Dibbald, werd in het jaar 85 n.Chr. de zevende en laatste prins van Friesland. Hij voerde oorlogen onder keizer Domitianus en stierf in het jaar 130 n.Chr..
De hertogen van Friesland
Na Tabbe begon een nieuwe periode onder de hertogen. Askon werd in het jaar 130 n.Chr. de eerste hertog. Hij stichtte dorpen zoals Westerbierum en Dyxhorne. In het jaar 173 n.Chr. stierf Askon, en zijn zoon Adelbold volgde hem op.
Tiete Bojokalus, een broer van Adelbold, werd in het jaar 187 n.Chr. de derde hertog. Hij regeerde vreedzaam en stierf in het jaar 240 n.Chr.. Zijn neef Ubbe werd de vierde hertog en bouwde vestingen zoals Tietenburg en Dokkenburg.
Haron, de jongste zoon van Ubbe, werd in het jaar 299 n.Chr. de vijfde hertog. Hij versterkte de grenzen en bouwde nieuwe kastelen. In het jaar 334 n.Chr. kwam Diderik, een afstammeling van Askon, in opstand en riep zichzelf uit tot koning van West-Friesland. Haron dwong hem zijn kroon af te leggen.
Odilbald, Harons zoon, werd in het jaar 335 n.Chr. de zesde hertog. Hij breidde Staveren uit en bouwde de stad Waarden. In het jaar 359 n.Chr. stierf hij, waarna Odolf Haron hem opvolgde als zevende en laatste hertog.
De koningen van Friesland
Richold Offe werd in het jaar 432 n.Chr. de eerste koning van Friesland. Hij verdedigde het land tegen Noormannen en breidde zijn gebied uit tot aan de Eider. In het jaar 453 n.Chr. bouwde hij een kerk tussen Staveren en Medemblik.
Odilbald, zijn zoon, volgde hem op in het jaar 527 n.Chr.. Hij regeerde vreedzaam en liet zijn zoon Dibbald koning worden van West-Friesland. Dibbalds zoon Lem bouwde het slot Heer Lems, waaruit Haarlem ontstond.
Richold, Odilbalds zoon, werd koning in het jaar 548 n.Chr.. Hij verdedigde Friesland tegen Deense invallen en versterkte de grenzen. In het jaar 570 n.Chr. overleed hij.
Beeroald volgde hem op en regeerde tot het jaar 628 n.Chr.. Hij stierf in een veldslag tegen koning Lotrik van Frankrijk. Zijn zoon Adgild werd in het jaar 630 n.Chr. koning en introduceerde de bouw van terpen als bescherming tegen overstromingen.
De kerstening van Friesland
Onder Adgild begon de kerstening van Friesland. In het jaar 678 n.Chr. predikte Wilfrid, aartsbisschop van York, in Friesland. Na Adgilds dood in het jaar 679 n.Chr. volgde zijn zoon Radbout hem op. Radbout was een tegenstander van het christendom en herstelde de afgodendienst.
In het jaar 690 n.Chr. arriveerde Willebrord met twaalf predikers in Utrecht. Ze verspreidden het christendom, ondanks tegenstand van Radbout. In het jaar 695 n.Chr. werd Willebrord bisschop van de Friezen.
In het jaar 700 n.Chr. probeerde Wulfranus, bisschop van Sens, Radbout te bekeren. Radbout weigerde gedoopt te worden, omdat hij niet in de hemel wilde zijn zonder zijn voorouders. Hij stierf in het jaar 719 n.Chr..
Adgild II volgde hem op en liet het christendom toe. In het jaar 726 n.Chr. bouwde hij de stad Hoorn. In het jaar 729 n.Chr. viel Karel Martel Friesland binnen en vernietigde afgodsbeelden. Willebrord bouwde kerken en versterkte het christendom.
Bonifatius en de laatste koning
Na Willebrords dood in het jaar 736 n.Chr., werd Bonifatius bisschop van Utrecht. Hij hervormde de kerk en stichtte nieuwe gemeenschappen. Adgild stierf in het jaar 737 n.Chr., en Gundebald volgde hem op. Gundebald bouwde Dokkum en regeerde vreedzaam.
In het jaar 749 n.Chr. stierf Gundebald, en zijn broer Radbout II werd koning. Radbout II herstelde de afgodendienst en vervolgde christenen. Bonifatius trok in het jaar 752 n.Chr. naar Friesland met 51 predikers. Hij stichtte kerken in Westergo en bij Oudeboorn.
In het jaar 754 n.Chr. werd Bonifatius bij Dokkum vermoord door heidense Friezen. Zijn dood markeerde het einde van de vrije Friese koningen en het begin van de Frankische overheersing.
De Frankische overheersing en kerstening
Na de moord op Bonifatius in 754, kwam Friesland onder directe invloed van de Frankische koningen. Karel de Grote, die in 768 koning werd, breidde zijn macht uit over het Friese gebied. In 785 werd de Saksische leider Widukind verslagen, en daarmee kwam ook Oost-Friesland onder Frankisch gezag.
Karel de Grote voerde een beleid van kerstening en centralisatie. Hij stelde missionarissen aan, bouwde kerken en kloosters, en voerde het feodale systeem in. De Friese adel werd ingelijfd in het Frankische rijk, maar behield in sommige gebieden een zekere autonomie.
De opkomst van de Friese vrijheid
Na de dood van Karel de Grote in 814, viel het Frankische rijk uiteen. Friesland profiteerde van deze versnippering. In de loop van de 9e en 10e eeuw ontstond een unieke bestuursvorm: de Friese vrijheid. Deze hield in dat de Friezen geen leenmannen waren, maar vrije boeren die hun eigen bestuur vormden.
De Friese vrijheid werd in 1058 officieel erkend door keizer Hendrik IV van het Heilige Roomse Rijk. Hij verleende de Friezen het recht om hun eigen rechters te kiezen en geen belasting te betalen aan buitenlandse heren. Dit privilege werd later bevestigd door meerdere keizers.
De Potestaten van Friesland
Om het land te verdedigen tegen invallen van Noormannen, Hollanders en Groningers, werd in de 13e eeuw het ambt van Potestaat ingesteld. Dit was een gekozen leider die het Friese volk vertegenwoordigde in tijden van oorlog en crisis.
De eerste Potestaat was Sicko Sjaerdema, gekozen in 1237. Hij voerde strijd tegen de Hollanders en wist het Friese gebied te behouden. Zijn opvolgers, waaronder Hessel Martena (1306) en Juw Juwinga (1396), speelden een cruciale rol in het behoud van de Friese onafhankelijkheid.
De Potestaten waren geen monarchen, maar dienaren van het volk. Ze werden gekozen door de hoofdelingen en moesten verantwoording afleggen aan de Friese landdag, een vroege vorm van parlementaire vertegenwoordiging.
De strijd tegen Holland en Utrecht
In de 14e en 15e eeuw voerde Friesland herhaaldelijk oorlog tegen de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht. Deze machten probeerden Friesland te onderwerpen en hun gezag uit te breiden.
In 1345 vond de Slag bij Warns plaats, waarbij graaf Willem IV van Holland sneuvelde. Deze overwinning werd een symbool van Friese vrijheid en wordt tot op de dag van vandaag herdacht.
Toch bleef de druk van buitenaf groot. In 1498 benoemde keizer Maximiliaan van Oostenrijk Albrecht van Saksen tot stadhouder van Friesland. Hiermee kwam een einde aan de Friese vrijheid.
De Saksische en Spaanse tijd
Albrecht van Saksen voerde een streng bewind. Hij onderdrukte de Friese opstanden en voerde het feodale systeem in. Zijn opvolgers, waaronder Georg van Saksen, hadden moeite om het gebied onder controle te houden.
In 1515 verkocht Georg Friesland aan Karel V, de latere keizer van het Heilige Roomse Rijk. Friesland werd onderdeel van de Habsburgse Nederlanden en kwam onder Spaans gezag.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (vanaf 1568) koos Friesland de kant van de opstandige Nederlandse gewesten. In 1580 sloot Friesland zich aan bij de Unie van Utrecht, het fundament van de latere Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Friesland in de Republiek
Binnen de Republiek behield Friesland een zekere autonomie. Het had een eigen Statenvergadering en benoemde zijn eigen stadhouder. De Friese adel speelde een belangrijke rol in het bestuur, maar ook de steden kregen meer invloed.
Leeuwarden groeide uit tot het politieke centrum van Friesland. In 1584 werd Willem Lodewijk van Nassau stadhouder van Friesland. Hij was een neef van Willem van Oranje en speelde een belangrijke rol in de militaire organisatie van de Republiek.
Gedurende de 17e eeuw kende Friesland een bloeiperiode. De landbouw floreerde, er ontstonden handelsrelaties met de Oostzee en de Friese steden ontwikkelden zich tot regionale centra van cultuur en bestuur.
De Friese taal en identiteit
Ondanks de politieke veranderingen bleef de Friese taal en cultuur bestaan. Het Fries werd gesproken in dorpen en steden, en bleef een belangrijk onderdeel van de Friese identiteit.
In 1801, tijdens de Bataafse Republiek, werd het Friese bestuur hervormd. Friesland verloor zijn aparte status en werd een gewone provincie binnen Nederland. Toch bleef de Friese identiteit sterk aanwezig.
In de 19e en 20e eeuw ontstond een hernieuwde belangstelling voor de Friese taal en geschiedenis. Schrijvers als Gysbert Japicx en later Fedde Schurer droegen bij aan de herwaardering van het Fries.
Friesland in de moderne tijd
Na de Tweede Wereldoorlog werd het Fries officieel erkend als tweede taal in Nederland. In 1956 werd het Fries opgenomen in het onderwijs en in 1994 volgde erkenning als regionale taal binnen de Europese Unie.
Vandaag de dag is Friesland een provincie met een sterke eigen identiteit. De Friese taal wordt actief ondersteund, en de geschiedenis van de Friese vrijheid leeft voort in tradities, monumenten en herdenkingen.
Zeker! Hier volgt deel 3 van de uitgebreide, chronologisch opgebouwde geschiedenis van het Friese volk, geoptimaliseerd voor SEO met het zoekwoord “Geschiedenis Friesland”. Dit deel behandelt de periode van de Gouden Eeuw tot en met de 21e eeuw, met aandacht voor cultuur, economie, taal, politiek en identiteit. Alle jaartallen zijn vetgedrukt en de tekst is geschreven in hedendaags Nederlands.
Friesland in de Gouden Eeuw
Hoewel Friesland in de 17e eeuw niet dezelfde internationale invloed had als Holland, kende de provincie wel degelijk een bloeiperiode. De landbouw floreerde, met name de veeteelt en zuivelproductie. Friese boter en kaas werden geëxporteerd naar steden als Amsterdam en Hamburg.
In 1584 werd Willem Lodewijk van Nassau stadhouder van Friesland. Hij vestigde zich in Leeuwarden en speelde een belangrijke rol in de militaire organisatie van de Republiek. Zijn nalatenschap leeft voort in het Princessehof en het Stadhouderlijk Hof.
Gedurende de Gouden Eeuw ontwikkelden Friese steden als Leeuwarden, Franeker en Harlingen zich tot regionale centra van cultuur en bestuur. Franeker kreeg in 1585 een universiteit, de tweede van Nederland na Leiden. Deze Academie van Franeker trok studenten uit heel Europa en was actief tot 1811, toen Napoleon haar liet sluiten.
Economische en sociale ontwikkelingen
In de 18e eeuw kende Friesland een periode van relatieve stagnatie. De internationale handel verschoof naar Holland en Zeeland, en Friesland bleef vooral agrarisch. Toch bleef de provincie een belangrijke producent van zuivel, paarden en turf.
De Friese adel en burgerij investeerden in landgoederen, stinzen en buitenplaatsen. Families als Van Eysinga, Van Sytzama en Van Harinxma thoe Slooten speelden een prominente rol in het provinciale bestuur.
In 1747 werd stadhouder Willem IV aangesteld als erfelijk stadhouder van alle gewesten, waaronder Friesland. Dit betekende een centralisatie van macht, maar Friesland behield zijn eigen Staten en rechtspraak.
De Franse tijd en het Koninkrijk der Nederlanden
In 1795 werd de Bataafse Republiek uitgeroepen, en Friesland verloor zijn aparte status. De provincie werd ingedeeld in departementen en kreeg een meer gecentraliseerd bestuur. In 1806 werd Nederland een koninkrijk onder Lodewijk Napoleon, en in 1810 werd het ingelijfd bij Frankrijk.
Na de val van Napoleon in 1813 werd het Koninkrijk der Nederlanden opgericht. Friesland werd een gewone provincie binnen dit nieuwe koninkrijk. De Friese taal en cultuur kregen minder ruimte in het nationale beleid, maar bleven lokaal sterk aanwezig.
In 1815 werd het Fries officieel niet erkend als bestuurstaal, wat leidde tot protesten en een hernieuwde inzet voor behoud van de Friese identiteit.
De 19e eeuw: taalstrijd en modernisering
De 19e eeuw stond in het teken van modernisering en emancipatie. De Friese taal werd bedreigd door het Nederlands, dat dominant was in onderwijs, bestuur en rechtspraak. Toch ontstond er een culturele heropleving.
Gysbert Japicx (1603–1666), dichter en schoolmeester uit Bolsward, werd herontdekt als vader van de Friese literatuur. Zijn werk inspireerde generaties Friese schrijvers en taalactivisten.
In 1851 werd het Fries opgenomen in het onderwijs, zij het beperkt. In 1879 werd het Friesche Genootschap opgericht, dat zich inzette voor de studie en promotie van Friese geschiedenis, taal en cultuur.
De industrialisatie bereikte Friesland later dan andere provincies. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden spoorwegen, fabrieken en moderne infrastructuur. Leeuwarden groeide uit tot een administratief centrum, terwijl steden als Sneek en Dokkum hun regionale functie behielden.
De 20e eeuw: oorlog, wederopbouw en erkenning
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914–1918) bleef Nederland neutraal, maar Friesland werd getroffen door economische stagnatie en voedseltekorten. In de jaren ’30 leidde de wereldwijde crisis tot werkloosheid en sociale onrust.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940–1945) werd Friesland bezet door nazi-Duitsland. De Friese bevolking speelde een actieve rol in het verzet. Dokkum, Sneek en Leeuwarden waren centra van ondergrondse activiteiten. In 1944 werd verzetsstrijder Hannie Schaft in Friesland gearresteerd.
Na de bevrijding in 1945 begon de wederopbouw. Friesland kreeg nieuwe infrastructuur, woningbouw en economische impulsen. De landbouw werd gemoderniseerd, en de zuivelindustrie groeide uit tot een van de belangrijkste sectoren.
In 1956 werd het Fries officieel erkend als tweede taal in Nederland. Het Fries kreeg een plek in het onderwijs, de media en het bestuur. In 1994 volgde erkenning als regionale taal binnen de Europese Unie.
Friese identiteit en cultuur
De Friese identiteit is diep geworteld in taal, landschap en geschiedenis. De Friese taal wordt gesproken door ongeveer 400.000 mensen en is levendig in literatuur, muziek en media.
Culturele instellingen zoals Tresoar (het Fries Historisch en Letterkundig Centrum), het Fries Museum in Leeuwarden en Omrop Fryslân dragen bij aan het behoud en de promotie van Friese cultuur.
Evenementen zoals het Skûtsjesilen, de Elfstedentocht en het Frysk Festival versterken de gemeenschapszin en het culturele bewustzijn. De Elfstedentocht, voor het eerst gereden in 1909, is uitgegroeid tot een nationaal fenomeen.
Politiek en bestuur
Friesland heeft een eigen Provinciale Staten en een Commissaris van de Koning. De provincie speelt een actieve rol in het Interprovinciaal Overleg en heeft een eigen beleid op het gebied van taal, cultuur en ruimtelijke ordening.
In 2018 was Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa, een erkenning van de rijke Friese cultuur en geschiedenis. Dit leidde tot internationale aandacht en investeringen in kunst, erfgoed en toerisme.
Friese politieke partijen zoals de Fryske Nasjonale Partij zetten zich in voor meer autonomie en behoud van de Friese taal. Er is een voortdurende discussie over tweetaligheid, onderwijs en culturele rechten.
Friesland in de 21e eeuw
Vandaag de dag is Friesland een provincie met een sterke eigen identiteit binnen Nederland. De Friese taal wordt actief ondersteund door de overheid, en er zijn tweetalige scholen, media en officiële documenten.
De economie van Friesland is divers: landbouw, toerisme, watertechnologie en duurzame energie zijn belangrijke sectoren. Leeuwarden is een centrum van innovatie, met instellingen zoals Wetsus en de WaterCampus.
Friesland speelt ook een rol in klimaatadaptatie, met expertise in waterbeheer en dijkbouw. De provincie werkt samen met internationale partners aan oplossingen voor zeespiegelstijging en overstromingen.
De Friese jeugd wordt gestimuleerd om de taal en cultuur te behouden, met initiatieven zoals Simmerdeis, FryskLab en de Fryske Akademy. Digitale middelen en sociale media helpen om het Fries levendig te houden.
Verantwoording
Het grootste deel van de inhoud die ik in dit artikel heb verwerkt is afkomstig uit het boek It aade Friesche Terp; of Kronyk der Geschiedenissen van de Vrye Friesen. Dit boek, oorspronkelijk uitgegeven in 1677 en later herdrukt in 1743, 1746 en 1771, bevat een uitgebreide kroniek van de Friese geschiedenis vanaf het legendarische jaar 313 v.Chr. tot in de 17e eeuw.
Ik heb hier aan toegevoegd enkele modernere interpretaties en hervertellingen. De 19e-, 20e- en 21e-eeuwse ontwikkelingen zijn uiteraard niet in het oorspronkelijke boek opgenomen, omdat het boek eindigt in de 17e eeuw. De bronnen voor deze toevoegingen vind je hieronder.
Bronnenlijst voor “Geschiedenis Friesland”
- It aade Friesche Terp – Project Gutenberg – gebruikt als primaire bron voor de legendarische en middeleeuwse geschiedenis van Friesland. Dit boek uit de 17e eeuw beschrijft de kroniek van het Friese volk vanaf 313 v.Chr. tot de 17e eeuw, inclusief prinsen, hertogen, koningen en Potestaten.
- Canon van Nederland – Friese vensters – Gebruikt om belangrijke Friese gebeurtenissen en figuren te duiden, zoals de Slag bij Warns, Gysbert Japicx en de Elfstedentocht. Deze canon biedt context voor de culturele en historische betekenis van Friesland binnen Nederland.
- Tresoar – Fries Historisch en Letterkundig Centrum – Bron voor Friese literatuur, taalontwikkeling en archiefmateriaal. Tresoar is gebruikt om informatie te verzamelen over de herwaardering van het Fries in de 19e en 20e eeuw en de rol van schrijvers als Fedde Schurer.
- Fries Museum – Leeuwarden – Informatiebron voor Friese kunst, erfgoed en cultuur. Het museum biedt tentoonstellingen en publicaties over de Friese identiteit, van de middeleeuwen tot hedendaagse kunst en maatschappelijke thema’s.
- Omrop Fryslân – Regionale omroep die actuele informatie biedt over Friese taal, cultuur, politiek en evenementen. Gebruikt voor recente ontwikkelingen zoals tweetalig onderwijs, culturele festivals en de rol van Friesland in klimaatadaptatie.
- Provincie Fryslân – Officiële website – Gebruikt voor beleidsinformatie over taalbeleid, cultuur, onderwijs en duurzaamheid. De site biedt inzicht in hoe Friesland zich bestuurlijk en economisch positioneert in de 21e eeuw.
- Leeuwarden 2018 – Culturele Hoofdstad van Europa – Bron voor de internationale erkenning van Friese cultuur. Gebruikt om de impact van Leeuwarden als Culturele Hoofdstad in 2018 te beschrijven en de investeringen in kunst, erfgoed en toerisme te duiden.