Thema’s > Deltawerken
Vroeger bestond Zeeland nog uit echte eilanden en had het water vrij spel. Gelukkig zorgen de Deltawerken nu voor droge voeten achter dijk en duin. Twee maal per etmaal stroomde vroeger het zeewater de zeegaten in en uit en had men nog echte eilanden in Zeeland, die enkel met de veerpont te bereiken waren.
Op het grondgebied van de provincie Zeeland bevinden zich minstens 117 verdronken dorpen (waaronder 1 stad: Reimerswaal). Het gaat om kerkdorpen die ruwweg zijn ontstaan in de periode 900 tot 1500, weggevaagd door het water, veelal als gevolg van een stormvloed, soms ook door langer lopende processen. Sporen in het landschap, bodemvondsten en archiefmateriaal herinneren ons tot op de dag van vandaag aan het leven van mensen op inmiddels verdwenen plekken.
Na de verschrikkelijke watersnoodramp in de nacht van 1 februari 1953, waarbij 1835 mensen het leven verloren en de materiële schade meer dan 7 miljard Euro bedroeg werd besloten om al die zeegaten te dichten. Op 21 februari 1953 werd de Deltacommissie opgericht, onder leiding van de directeur-generaal van Rijkswaterstaat: de heer Maris. Het doel van de Deltacommissie was het opstellen van een plan dat ervoor zal zorgen dat twee doelen kunnen worden bereikt:
- Het watervrij maken van gebieden die bij hoge vloedstanden nog regelmatig onder water kwamen te staan en de veiligheid van deze, en andere, gebieden tegen het water garanderen.
- Het beveiligen van het land tegen verzilting.
Minister Algera van Verkeer en Waterstaat liet de Deltacommissie weten dat er een keuze gemaakt moet worden tussen het verhogen van de bestaande dijken, of het afsluiten van enkele zeegaten. Voorwaarde voor het opstellen van het Deltaplan was echter wel dat de Westerschelde en de Rotterdamse Waterweg open blijven, omdat deze waterwegen van groot belang zijn voor de scheepvaart.
In het Deltaplan stond dat in de mondingen van 4 grote zeegaten in het Zuidwesten van Nederland grote afsluitdammen zouden worden gebouwd, zodat de zee daar niet langer kon binnendringen. Ook werd een voorstel gedaan voor de volgorde van afsluiten. Eerst zouden de eenvoudigste dammen gebouwd worden. De moeilijkste zou men tot het laatst bewaren. Als volgorde van de afsluitingen werd voorgesteld: Veerse Gat, Haringvliet, Brouwershavensche gat en Oosterschelde. Na vele discussies werd voor de Oosterschelde uiteindelijk gekozen voor een doorlaatbare afsluiting.
Door het in stand houden van de Oosterschelde als een getijdewater moest men deze in compartimenten gaan verdelen (de Compartimenteringswerken) en zo ontstonden de secundaire afsluitingen. Het afsluiten van de beruchte zeegaten, het Goereese Gat en het Brouwershavense Gat, alsmede het Veerse Gat en de Oosterschelde zijn de primaire afsluitingen.
De Haringvlietdam (1956-1972) sluit het Goereese Gat af tussen Voorne en Goeree. Het belangrijkste onderdeel van de dam is het uitwaterings- of spuisluizencomplex. Door de Haringvlietsluizen loopt het overgrote deel van de afvoer van het water uit de Rijn en de Maas naar de Noordzee. Zo is het tegenwoordige Haringvliet ontstaan, een prachtig watersportgebied.
De Brouwersdam (1963-1972) sluit het Brouwershavense Gat af tussen Goeree en westelijk Schouwen-Duiveland. Later werd nog een doorlaatsluis in de dam aangebracht. Tussen Goeree-Overflakkee en Bruinisse op Schouwen-Duiveland moest een dam aangebracht worden om te voorkomen dat in het Zijpe als gevolg van de afsluiting van het Brouwershavense Gat door de Brouwersdam te grote stroomsnelheden zouden ontstaan. Dit werd de Grevelingendam (1958-1965), een dam van 6 km lengte. Bij Bruinisse kwam een schutsluis voor de scheepvaart, de Grevelingensluis. Zo is tussen de Brouwersdam en de Grevelingendam het Grevelingenmeer ontstaan.
De Veerse Gatdam met een lengte van 2,8 km sluit het Veerse Gat af tussen Noord-Beveland en Walcheren. Met de aanleg van de Zandkreekdam (830 m) tussen Noord- en Zuid-Beveland met daarin een schutsluis, de Zandkreeksluis, werd een verbinding tussen Walcheren en Noord- en Zuid-Beveland voltooid en was het Veerse Meer geboren.
Het grootste, moeilijkste en duurste onderdeel van de Deltawerken was de Stormvloedkering Oosterschelde (1976-1986). Deze deels doorlaatbare afsluiting van de Oosterschelde wordt ook wel gezien als het “achtste wereldwonder”. De afsluiting werd voorzien van een sluis, de Roompotsluis, welke in 1984 gereed was.
Tussen de Grevelingendam en Sint-Philipsland werd de Philipsdam aangelegd (1976-1987) met daarin een sluizencomplex, de Krammersluizen, bestaande uit twee schutsluizen voor de binnenvaart en twee jachtensluizen. Ten oosten werd tussen Goeree-Overflakkee en Noord-Brabant de Volkerakdam (1957-1977) aangelegd met daarin twee schutsluizen voor de binnenvaart en één jachtensluis. Tussen beide dammen is het tegenwoordige Krammer/Volkerak.
Ter afsluiting van het oostelijk gedeelte van de Oosterschelde werd tussen Tholen en Zuid-Beveland de Oesterdam aangelegd (1977-1988). Met zijn 11 km lengte is deze dam de langste van de Deltawerken en mede door deze dam is de Schelde-Rijnverbinding getijdevrij. Ook in de Oesterdam is een sluis gebouwd, de Bergse Diepsluis, vooral bestemd voor de recreatievaart en visserij. De Markiezaatskade (1980-1983) is een afsluitingsdam in de vorm van een omkading van het Markiezaat van Bergen op Zoom d.m.v. een 4 km lange dam tussen Zuid-Beveland en de Molenplaat voor Bergen op Zoom. Achter de kade ontstond het Markiezaatsmeer.
Hierin verrees de Bergse plaat, voor de gemeente Bergen op Zoom een mooie gelegenheid om een nieuwe woonwijk aan te leggen. Al meer dan 2500 woningen zijn er gebouwd en men heeft nog grootse plannen met de Geertruidapolder voor de bouw van nog eens enkele duizenden woningen zowel in als aan het water, de aanleg van een nieuwe jachthaven en het weer openmaken van de gedempte haven zodat passanten tot in het centrum kunnen varen en aanleggen.
De Schelde-Rijnverbinding (1967-1976) of het Schelde-Rijnkanaal werd gelijk met de Deltawerken aangelegd en is een 35 km lange verbinding voor de binnenscheepvaart tussen Antwerpen en de Rijn. Het doorsteekt de schorren van Ossendrecht en de “hals”van Zuid-Beveland, passeert de Oosterschelde en mondt via de gekanaliseerde Eendracht uit in het Krammer/Volkerak. Het Schelde-Rijnkanaal bevat een sluizencomplex, de Kreekraksluizen, bestaande uit twee schutsluizen. Jaarlijks passeren ruim 66.000 binnenvaartschepen met samen 51 miljoen ton aan lading. Bij de bouw werd al rekening gehouden met de mogelijkheid dat een derde schutsluis aangelegd moet worden. De Zeelandbrug maakt geen deel uit van de Deltawerken.